“Wij staan klaar om in actie te komen en de financiële stabiliteit te
versterken”. Met die verklaring probeerden de ministers van Financiën en
presidenten van centrale banken van de G7-landen in februari de storm op de
financiële markten te bedaren.
Een paar weken later kwam de Amerikaanse zakenbank Bear Stearns is grote
problemen, en bleek dat van de verklaring geen woord gelogen was.
Fed-voorzitter Ben Bernanke was bereid tot het uiterste te gaan om Bear
Stearns te redden – inclusief het overnemen van de kredietrisico’s van de
zakenbank.
Komende vrijdag komen de ministers en bankpresidenten van de VS, Japan,
Duitsland, Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië en Canada weer bijeen.
Aangevuld met Jean-Claude Trichet van de ECB en zijn naamgenoot Jean-Claude
Jüncker. Die laatste mag als een soort minister van Financiën van Euroland
de bijeenkomst bijwonen.
Net als in februari zal de G7 een poging doen om kalmte te brengen op de
markten. Reken maar op een verklaring vol kordate taal vermengt met
hoopvolle woorden over de structureel gezonde wereldeconomie.
Maar misschien slagen de financiële wereldleiders er ditmaal in hun verbale
gelijkstemmigheid om te zetten in gezamenlijke daadkracht. Er is stille hoop
dat de G7 de eerste stap weet te zetten richting beter mondiaal toezicht op
banken.
Als de kredietcrisis een ding heeft bewezen, dan is het dat de
financiële markt geen grenzen meer kent. Een wanbetalende huizenbezitter in
Texas kan zorgen voor een liquiditeitsprobleem bij een Landesbank in
Beieren.
Toezicht op en regulering van de bankensector is daardoor een mondiaal
vraagstuk geworden. Natuurlijk overleggen de autoriteiten al langere tijd
over standaarden en regels voor de wereldwijde bankensector. Maar het schiet
allemaal niet erg op.
De volstrekt ondemocratische en ontransparante G7 heeft in het verleden
bewezen dat het traag internationaal overleg vlot kan trekken. De huidige
kredietcrisis geeft de grote landen alle reden om zich hard te maken voor
een verbetering van de financiële infrastructuur wereldwijd.
De lage dollar is een ander onderwerp waar tijdens de G7 intensief over
zal worden gesproken. In de verklaring van februari ontbrak nog een
duidelijke oproep om iets aan de dalende munt te doen. Men hield het bij het
obligate zinnetje dat “te grote en onbeheerste bewegingen van wisselkoersen
onwenselijk zijn”.
Sinds die verklaring is de dollar alleen maar wilder gaan bewegen. In februari
kostte een euro nog 1,46 dollar. Een maand later was dat 1,59 dollar. Als
dat geen “grote en onbeheerste” beweging is, wat dan wel?
De G7 zou kunnen proberen de dollar tot bedaren te brengen met een krachtige
uitspraak over de onwenselijkheid van verdere daling van de munt. De markt
zal dat opvatten als het bewijs dat een valuta-interventie door bijvoorbeeld
de Fed en de ECB wordt voorbereid.
Aan het succes van dat soort interventies wordt wel getwijfeld. Maar
als ingrijpen op de valutamarkt wordt overwogen, dan maakt dat alleen kans
van slagen als de G7-landen er in het openbaar achter gaan staan.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl